De geschiedenis van het gokken is bedekt met onduidelijkheid. Wetenschappers beweren echter dat het concept van gokken niet nieuw is en al meer dan duizend jaar in de wereld bestaat. Maar het is niet gemakkelijk om een samenhangend beeld op te bouwen van de evolutie van het gokken.
Archeologen vinden in de overblijfselen van de materiële cultuur vaak voorwerpen die bij het gokken werden gebruikt.
Het meest verbreide spel in alle uithoeken van de planeet was oorspronkelijk dobbelen. De oudste ontdekte dobbelstenen zijn ongeveer 4 duizend jaar oud. Het woord “gokken” zelf is trouwens van Arabische oorsprong, van “azzahr” – “dobbelstenen”. Vaak worden op beeldjes, tekeningen op stenen of keramiek mensen of goden afgebeeld die dobbelen (dobbelsteen is een talus of interfalangeaal gewricht van een schaap of een hond) en die telborden gebruiken om de spelresultaten te tellen.
Babka wordt in grote hoeveelheden gevonden bij vele opgravingen van prehistorische menselijke vindplaatsen uit nog vroegere perioden. Het is mogelijk dat 40000 jaar geleden mensen met deze dobbelstenen gooiden in kansspelen, maar de regels en procedures van deze spelen zijn natuurlijk niet volledig bekend. Dobbelstenen werden zowel voor het werpen van loten als voor het gokken gebruikt. Zo waren de Arische invallers van India in het 2e millennium v. Chr. zeer verzot op gokken.
Kaarten vonden hun oorsprong in India. De oude Indische kaarten waren rond, hadden acht kleuren, en het kaartspel bestond uit 96 kaarten. Het principe van het spel leek meer op schaken dan op moderne kaarten. Van de Europese staten wordt het belang van de kaart in de eerste plaats opgeëist door Italië, waar vermeldingen van kaarten kunnen worden gevonden in de documenten van de tweede helft van de XIV eeuw. Volgens onderzoekers werd het oudste kaartspel – tarot – in Italië uitgevonden. In volksverhalen van verschillende culturen over de hele wereld komen veel vermeldingen van kansspelen voor. Zo wordt in Griekse en Romeinse mythen melding gemaakt van de god van het gokken of de god van het geluk.
De Ieren en Schotten hebben verhalen over buitengewone weddenschappen of weddenschappen die niet door winnaars worden opgeëist. Maar de meest talrijke dramatische verhalen over gokken zijn te vinden in de volksliteratuur van Azië, met inbegrip van Zuidoost-Azië, Japan, de Filippijnen en India. Er zijn vele volksverhalen over mannen die hun vrouwen, zusters, dochters, hun lichamen of lichaamsdelen gebruiken als inzet bij het gokken in Azië. Sommige van deze legenden zijn van oude oorsprong, andere vertellen over gokken met de goden, terwijl weer andere volledig seculier van aard zijn. Een ander continent dat rijk is aan volksverhalen over gokken is Noord-Amerika. Van alle gematigd onderzochte gokvolkeren bestaat de helft uit Noord-Amerikaanse Indianen.
Romeinse keizers dobbelden graag en vaak, vooral Augustus en Claudius. Maar de gewone Romeinse burgers mochten alleen tijdens bepaalde seizoenen dobbelen. Gedurende de Middeleeuwen probeerden kerkelijke functionarissen en koningen het gokken uit te roeien, en hun mislukkingen bewijzen de duurzaamheid van het verlangen naar gokspektakel.
In 1765 verscheen het eerste roulette apparaat in Frankrijk. Het auteurschap wordt toegeschreven aan politieagent Gabriel de Sartine, die een kansspel wenste uit te vinden dat onmogelijk te bedriegen zou zijn. Volgens een andere versie is roulette het resultaat van het mislukte experiment van de Franse filosoof en wiskundige Pascal, die probeerde een perpetuum mobile machine te maken. Het eerste casino werd in 1863 geopend door Charles Grimaldi, Prins van het Vorstendom Monaco. Het Italiaanse woord zelf betekent “landhuis”. Gokautomaten, in de volksmond “eenarmige bandieten” genoemd, werden in 1895 uitgevonden door de Amerikaanse mecanicien Charles Fey.